Donderdag 22 juni 2017 was weer een mooie avond, met een goed verhaal van een buur. Dit keer was die buurman Bernard Hulsman, architectuurcriticus van het NRC. Hij nam ons mee door de verschillende bouwperioden van Westerpark. En liet ons zien hoe architecten aan de ene kant en volkshuisvesters (politici, woningbouwverenigingen) aan de andere kant het wonen in onze buurten hebben bepaald. Zelf woont hij in de Meander, een gebouw uit 2000 van Rob Krier, een post-modernist en door de serieuze architecten verafschuwt. Men noemde het zelfs fascistisch architectuur. Aan de andere kant heb je de serieuze moderne architecten, in Nederland de Super-Dutch architecten.
Zij worden als progressief en links gezien. Zij vinden dat zij het zijn die eigentijds bouwen. Het zijn volgelingen van architecten als Le Corbusier, maar die was zelf een groot bewonderaar van fascisten als Hitler en Mussolini. Over smaak valt dus binnen de architectuur wel degelijk te twisten. Dat geldt ook voor de volkshuisvesters. Ook daar waren de ideeën om te bouwen voor de buurt heel uiteenlopend. Wat te denken van Joop Den Uyl, die het centrum van Amsterdam wilde doorsnijden met snelwegen. Ook Westerpark zou er in vroegere plannen aan moeten geloven: geen compacte stad, maar snelwegen en open ruimten. Gelukkig waren er ook mensen als Jan Schaeffer met zijn ‘In geouwehoer kun je niet wonen’, een linkse populist die vast wilde houden aan het oude stratenbeeld.
Een boeiende avond, die ons geleerd heeft met nieuwe ogen naar al die verschillende panden in onze buurten te kijken. Er zit vaak wel een verhaal achter.