Verslag Buren vertellen: Evelien Gans 22 maart 2018


Alles wat je altijd al had willen weten over Joden maar nooit durfde vragen.

Verslag van Buren Vertellen op donderdag 22 maart 2018.

De titel van haar betoog ontleende Evelien Gans, emeritus bijzonder hoogleraar Modern Jodendom, aan de film van de joodse filmer Woody Allen (“All you ever wanted to know about sex but never dared to ask”). In een meanderend betoog nam Evelien ons mee in de zoektocht naar het antwoord op de vraag waarom Joden door de eeuwen heen het mikpunt van discriminatie, spot, moord en genocide waren en blijven. Want ondanks de Shoah (“catastrofe”), een term die zij prefereert boven Holocaust wat “brandoffer’ betekent, is antisemitisme nooit ver weg. Aanslagen zoals op Charlie Hebdo leiden tot enorme ophef, terwijl terroristische aanslagen op bijvoorbeeld een kosjere supermarkt of snackbar snel vergeten worden, of niet geduid wordt als antisemitisch. Of is dat dan weer de Joodse overgevoeligheid waar Theo van Gogh in 1984 in een schimp-column gericht aan Leon de Winter mee wilde afrekenen?

Als één ding duidelijk werd in het verhaal van Evelien is, dat dualiteit in zowel de identiteit van Joden als in hun zelfbeeld altijd mee speelt. Slachtoffer vanaf de eerste christelijke beschuldigingen dat Jezus door Joden was vermoord, maar ook dader. Zoals de bezetting van de Westoever, de bouw van nederzettingen Palestijns grondgebied, maatschappelijke uitsluiting van Palestijnen door de Israëlische regering.

Enerzijds uitgesloten van veel gewone beroepen en ambachten waardoor ze waren aangewezen op vrije beroepen zoals journalistiek, artsenij en bijvoorbeeld de handel, en geldhandel. Waar dan de karikaturen van de Joodse geldwolven bijna mythische proporties krijgen.

Anderzijds in veel sociale bewegingen die voorop liepen in de emancipatiestrijd van arbeiders. Zoals blijkt uit de oprichting van de eerste vakbond: die van diamantbewerkers.

In Holland vonden veel Joden die eind zestiende en in de zeventiende eeuw vluchtten voor de Inquisitie in Portugal en Spanje een veilig heenkomen. Ze bouwden er met hun internationale netwerken aan hun welvaart; terwijl de Joden die uit Polen vluchtten voor pogroms in de zeventiende eeuw als handwerksman, koopman en venter de kost bij elkaar moest scharrelen. Rijke liberale Joden naast een grote groep paupers.
Zij vestigden zich aanvankelijk vooral rond de Nieuwmarkt. Maar op de golven van de emancipatiestrijd van de arbeiders verhuisden velen naar nieuwe woningen van pas gevormde woningbouwcorporaties in de Plantagebuurt en in de Oosterparkbuurt en Transvaalbuurt – en ook naar de Rivierenbuurt; de welgestelden gingen naar Zuid. Maar hoe tolerant Holland ook was: er was vrijheid van godsdienst, maar dat wilde niet zeggen dat Joden in alle opzichten gelijkwaardig burger waren. Ze waren aan veel regels gebonden. Zo vrij was het hier nu ook weer niet. Sociaal antisemitisme bleef bestaan.
Uiteraard was het wel een enorme schok voor iedereen dat de Duitse bezetter het dragen van de davidsster verplichtte, en de Februaristaking was een ongekende actie van solidariteit, maar daarna wende alles en werden uiteindelijk ruim 100.000 van de 140.000 Joden afgevoerd en vermoord. In verhouding meer dan uit welk ander van de West-Europese bezette landen. Terzijde: Oost-en Midden Europa is weer een ander verhaal.

En bij terugkomst waren hun woningen bezet en werden er als vanouds jodenmoppen verteld. Het duurde tot begin jaren zestig voor de omvang van de Shoah doordrong tot het brede publiek dat zich tot dan toe had gewenteld in de heldendaden van het verzet. Schadebetalingen wegens roof van Joods bezit zijn nog steeds niet afgerond. En in bewegingen als AltRight is antisemtisme volstrekt salonfähig. Volgens Evelien omdat uit de honderden jaren van onderdrukking, achtervolging en groteske mythes over Joodse rituelen zoals kindermoorden tot een onuitputtelijke reservoir aan anti-Joodse narratieven is ontstaan die niet gewist kan worden. En die steeds weer opduiken en herhaald worden.

Zo is de stelling dat veel Nobelprijswinnaars Joods zijn misschien wel waar, maar kan dat weer twee kanten op wijzen. Die van “gojse nijd”: jaloezie van niet-Joden die snel kan omslaan in jodenhaat, en tegelijk die van bewondering. Maar dan nog: wie gaat zoiets turven? Dat alleen al is een vorm van Joden toch weer apart zetten. Op een zeer arbitraire manier. Want wie is wel en wie geen Jood? Een nooit eindigende discussie onder Joden zelf: wie wel en niet Joods is niet eenduidig te beantwoorden.Volgens de joodse orthodoxie moet je in ieder geval een Joodse moeder hebben, maar in andere joodse kringen geldt dat niet. Zeer veel Joden zijn niet gelovig, niet alle Joden vieren Sabbat, niet alle Joden eten koosjer, maar zijn eerder historisch, politiek, cultureel en emotioneel betrokken.

Kortom: De Jood bestaat, maar vooral als De Ander waar je je tegen af kunt zetten.

Dick Jansen