Donderdag 9 maart 2017, in de Nassaukerk, acht uur ’s avonds, ruim tachtig mensen verheugen zich op een avond met Douwe de Vries, de huisarts die er na veertig jaar werken een punt achter heeft gezet.
En ze komen niet bedrogen uit. Het was inhoudelijk en qua sfeer een hele goede avond. Douwe las enkele stukjes voor, columns eigenlijk, uit het fotoboek dat hij, als afscheid van zijn werkzame leven, samen met zijn broer heeft gemaakt. Deze stukjes roepen vragen op. Hieronder een kleine selectie.
In hoeverre moet je als huisarts moralist zijn? Hoe en hoe indringend spreek je patiënten aan die roken, drinken of te veel eten? Douwe blijkt realistisch: je doet wat je kan, maar uiteindelijk moeten mensen zelf de knop omdraaien.
Douwe geeft een aardige tip als je een huisarts zoekt. Vraag aan je nieuwe dokter of hij zelf een huisarts heeft. Als hij nee zegt, zoek dan een andere dokter. Een dokter moet niet zichzelf en ook niet zijn eigen familie behandelen.
Vijfendertig jaar terug kreeg Douwe geregeld heroïnegebruikers op zijn spreekuur. Nu gaat het vaak om partydrugs; daar kom je niet zo gauw mee bij de dokter. Met alcohol ook niet. Pas als er door de alcohol ongelukken gebeuren, komt de dokter in beeld.
Aan euthanasie heeft Douwe wel meegewerkt, de beëindiging van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Hij benadrukt beducht te zijn voor druk uit de omgeving. Euthanasie als een soort recht op stervenshulp voor mensen die hun leven voltooid achten? Daar moet nog maar eens goed over worden nagedacht.
Douwe vindt wel dat zijn beroep enige overeenkomsten vertoont met dat van een pastor. Mensen komen bij hem als het ware te biecht over hun alcoholgebruik of over hun angst voor de gevolgen van overspel. Als er dan door de dokter geen nierfalen geconstateerd is of een geslachtsziekte, gaat de patiënt opgelucht en met een gereinigd geweten naar huis. Maar al te vaak zonder hun gedrag te veranderen.
De afgelopen jaren heeft hij meer mensen met psychiatrische problemen in zijn praktijk gezien. Deze patiënten worden minder snel opgenomen en staan regelmatig weer bij hem op de stoep. Ze troffen in Douwe een arts die hen met toewijding behandelde. Als beginnend arts had hij een poos de opleiding tot psychiater gevolgd en sindsdien hiervoor altijd een bijzondere belangstelling gehouden.
Eén ding zou hij graag over doen als hij opnieuw mocht beginnen: een beter antwoord vinden op de vraag hoe je aan alle patiënten de aandacht besteedt die ze behoeven. Hoe voorkom je dat je teveel bezig bent met kalknagels of een griepje, terwijl je mensen met ernstiger klachten niet bereikt of pas als het al te laat is?
Als immer kritische arts, die Douwe was, hekelde hij de invloed van de farmaceutische industrie. Al die reclames en televisieprogramma’s met allerhande smeermiddeltjes veroorzaken een extra toeloop naar de dokter. Goed voor de portemonnee van de dokter en de geneesmiddelenindustrie, maar geen bijdrage aan de kwaliteit van de zorg.
De laatste vraag ontlokte een groot applaus: ‘Heb je wel eens een wonder meegemaakt?’
En warempel, dat bleek het geval. Al spreekt Douwe liever over raadselen dan over wonderen. Afgelopen week nog zag hij een vrouw, waarvan iedereen verwachtte dat ze het niet lang meer zou maken, toch weer over straat lopen.